2.1 Inleiding
Deze eerste MeerjarenProgrammaBegroting (MPB) van ons college heeft een omvang van € 613 miljoen. Ter vergelijking: in de MPB 2014 bedroeg de omvang € 505 miljoen. Een volumegroei van bijna 25% in vijf jaar tijd, vooral veroorzaakt door uitbreiding van ons takenpakket. Op korte termijn is de MPB slechts beperkt te beïnvloeden, omdat de lasten voortvloeien uit wettelijke bepalingen, investeringen uit het verleden, langjarige contracten en rechtspositionele verplichtingen. Een begroting van deze omvang betekent ook dat een afwijking van slechts 1% een verschil van € 6 miljoen veroorzaakt; voor- of nadelig.
In dit hoofdstuk lichten we op hoofdlijnen de opbouw van de MPB 2019 - 2022 toe. We informeren u over de uitkomst van de begroting bestaand beleid (BBB) en de afwijkingen ten opzichte van de financiële prognose in het Bestuursakkoord. We gaan in op de gevolgen van de meicirculaire Gemeentefonds, de ontwikkeling van de bijstand (BUIG), de OZB en het sociaal domein. Tevens gaan we in op de integrale afweging van de voorstellen voor nieuw beleid en het vergroten van de besteedbare ruimte door gebruik te maken van een deel van het voordelig rekeningresultaat 2017.
In financieel opzicht bieden wij u een structureel sluitende MPB aan waarbij elke jaarschijf een positief saldo kent. Met het oog op duurzaam financieel herstel hebben wij het groeipad voor herstel, zoals aangegeven in het Bestuursakkoord, als kader aangehouden. Dat betekent onder meer in 2026 een solvabiliteit van >20%.
De stijging van de gemiddelde lastendruk voor de burger (OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden met een gemiddelde WOZ-waarde) bedraagt in 2019 1,5%. Een laag inflatiepercentage, dat wij hanteren voor de OZB is een belangrijke oorzaak voor de beperkte stijging van de lastendruk.
2.2 Uitkomst MPB en besteedbare financiële ruimte
In het Bestuursakkoord hebben we een inschatting gemaakt van het financieel perspectief voor 2019 - 2022. Dat leidde begin dit jaar tot een besteedbare ruimte oplopend tot € 10 miljoen in 2022. Nadien hebben we de BBB uitkomst bepaald met inbegrip van de meicirculaire en andere ontwikkelingen, zoals de verwachte bijstandsuitgaven. Dat levert de onderstaande uitkomst op.
Transformatietabel | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
(bedragen x € 1.000: + = voordeel - = nadeel) | |||||
1. | BBB uitkomst | 9.398 | 13.441 | 14.658 | 16.236 |
2. | financieel perspectief bestuursakkoord | ||||
a. jeugdzorg | -3.700 | -4.700 | -5.000 | -5.000 | |
b. volumegroei sociaal domein 2020 en verder | - | -1.500 | -3.000 | -4.500 | |
c. aanzuigende werking Wmo abonnementstarief | -600 | -1.000 | -1.200 | -1.200 | |
d. rendement investeringen in/transformatie van het sociaal domein | 250 | 500 | 750 | 1.000 | |
3. | BUIG (bijstand) | 2.300 | 2.500 | 3.500 | 3.500 |
4. | buffer voor onontkoombare ontwikkelingen | - | - | - | - |
5. | doorrekening BROA 2019-2022 | 282 | 300 | ||
6. | incidentele verkooptaakstelling vastgoed | 600 | |||
besteedbare ruimte | 8.530 | 9.541 | 9.708 | 10.036 | |
7. | voorstellen nieuw beleid | -8.480 | -9.493 | -9.289 | -9.057 |
einduitkomst MPB 2019 - 2022 | 50 | 48 | 419 | 979 |
Hieronder lichten wij de in de transformatietabel opgenomen onderwerpen nader toe.
2.2.1 BBB uitkomst
De (pré) BBB uitkomst in het Bestuursakkoord 2018-2022 kent voor alle jaren een tekort. Dat wordt veroorzaakt door het separaat presenteren van de geschatte effecten van het regeerakkoord voor de uitkering Gemeentefonds. Inmiddels zijn de gevolgen voor onze algemene uitkering van het regeerakkoord en het InterBestuurlijk Programma (IBP) volledig in de begroting verwerkt. Dat leidt tot een positieve BBB uitkomst.
Meicirculaire Gemeentefonds
De omvang van het Gemeentefonds wordt bepaald door de omvang van (een groot deel van) de rijksbegroting. De koppeling tussen beide is met ingang van 2018 verbreed, als gevolg van het IBP dat tussen kabinet en VNG is gesloten. Daarmee staat de trap-op-trap-af systematiek ook voor de komende vier jaar vast.
In 2019 bedraagt onze uitkering uit het Gemeentefonds € 321 miljoen en is daarmee veruit onze belangrijkste inkomstenbron. De algemene uitkering bedraagt € 243 miljoen. Hierin is ook het overgehevelde deel van de voormalige integratie uitkering sociaal domein (de 3 D's) opgenomen. Voor Wmo beschermd wonen, jeugdzorg voogdij/18+ en participatie (o.a. WSW oud) ontvangen
wij nog aparte integratie uitkeringen uit het Gemeentefonds. Samen een bedrag van € 78 miljoen.
In vergelijking met de ramingen in het Bestuursakkoord en in de maartcirculaire van het Rijk, valt de algemene uitkering in de meicirculaire tegen. Dat wordt veroorzaakt door een lager inflatiepercentage voor lonen- en prijzen bij het Rijk en door de lagere aardgasbaten als gevolg van het volumebesluit voor het Groninger gasveld. Het Rijk compenseert deze inkomstenderving door lagere uitgaven bij de departementen. Vooral in 2021 en 2022 leiden deze ontwikkelingen tot een lager accres (groei) van het Gemeentefonds. Een positieve beweging is een hogere vergoeding voor jeugdzorg. Tenslotte heeft een wijziging in de systematiek van afrekenen tussen het Gemeentefonds en het BTW compensatiefonds (BCF) aanzienlijk effect. Wij lichten dat hieronder toe.
BTW Compensatiefonds (BCF)
Sinds 2002 kennen we het BCF, waarbij gemeenten BTW die betaald wordt op overheidstaken kunnen compenseren bij het Rijk. Vanaf 2015 zijn het BCF en het Gemeentefonds communicerende vaten. Ontstaat financiële ruimte in het BCF dan komt dit ten gunste van het Gemeentefonds; overtreffen de BTW declaraties het BCF dan vult het Gemeentefonds dit aan.
Tot nu toe werd op de rijksbegroting rekening gehouden met een surplus in het BCF en dit werd vervolgens structureel toegevoegd aan het Gemeentefonds. Mede vanwege onze verslechterde financiële positie na 2010 hebben wij die toevoeging, met instemming van de provincie, volledig in onze meerjarenbegroting verwerkt. Veel andere gemeenten hielden slechts rekening met 50%. Wij hebben deze werkwijze in recente MPB's steeds als toprisico verantwoord.
Vanaf 2019 wijzigt de afrekensystematiek tussen het BCF en het Gemeentefonds. Gemeenten krijgen nog altijd waar ze recht op hebben, maar het Rijk voegt het geraamde BCF surplus niet meer op voorhand toe aan het Gemeentefonds. Dat zou voor gemeenten een aderlating van € 500 miljoen betekenen; voor ons ca. € 4,5 miljoen. Om dit te voorkomen en in afwachting van nader onderzoek door het Rijk ten aanzien van het BCF hebben Rijk, VNG en de provinciale toezichthouders hierover afspraken gemaakt. Dat heeft geleid tot een richtlijn van de provincie Gelderland, waarbij het voor gemeenten toegestaan is om in hun meerjarenbegroting ter compensatie van de lagere algemene uitkering een inkomstenpost BCF op te nemen. De toezichthouder adviseert om maximaal 50% van de verwachte ruimte in het BCF op te nemen. Bovendien dienen gemeenten in hun MPB expliciet aan te geven welk bedrag zij hebben geraamd.
Wij hebben in de MPB 2019 -2022 een stelpost BCF van structureel € 2,75 miljoen opgenomen. Dat is 60% van het door het Rijk geraamde surplus in het BCF, wat meer is dan het provinciaal advies. Hier staat tegenover, dat in onze MPB tot en met 2018 structureel 100% BCF vergoeding is geraamd. Wij verkleinen met genoemde bedrag ons risico en zijn daarom van mening dat een 60% raming verantwoord is.
Uitgavenstelposten algemene uitkering
a. armoedebestrijding en schuldhulpverlening
Wij ontvangen voor 2018, 2019 en 2020 extra rijksvergoeding voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Het is de nadrukkelijke wens van het Rijk, dat gemeenten het geld ook voor dit doel inzetten. Dat is overigens geen wettelijke verplichting: gemeenten gaan zelf over de besteding van hun algemene uitkering. Het is in Apeldoorn echter gebruikelijk, dat extra rijksvergoeding voor armoedebestrijding ca. ook deze bestemming krijgt.
Wij wensen deze lijn voort te zetten en stellen uw raad voor om het betreffende budget op programma 6 'Apeldoorn activeert' voor 2019 en 2020 met € 209.000 te verhogen. Voor de jaarschijf 2018 ontvangt u een separaat raadsvoorstel en begrotingswijziging.
b. verlengde pleegzorg
Het Rijk, Jeugdzorg Nederland en de VNG hebben afgesproken om vanaf 1 juli 2018 pleegzorg standaard te verlengen tot 21 jaar wanneer een kind 18 wordt en zowel het pleegkind, als de pleegouders de verlenging willen. Voor deze taakuitbreiding stelt het Rijk extra geld beschikbaar. Voor ons is dat € 90.000 in 2019 en € 120.000 voor 2020 en verder. Wij stellen u voor om het betreffende budget op programma 5 'Jeugd en Onderwijs' evenredig te verhogen.
c. Veilig Thuis/Vrouwenopvang
In het Bestuursakkoord was rekening gehouden met een nadeel als gevolg van aanscherping van de wettelijke eisen voor Veilig Thuis (VT). Dat leidt tot extra kosten bij de regionaal georganiseerde instellingen voor VT. De deelnemende gemeenten dienen deze extra kosten te betalen. Daarvoor wordt bij de gemeente Apeldoorn als centrumgemeente het onderdeel Vrouwenopvang/VT in de algemene uitkering verhoogd ten koste van de rijksvergoeding van alle 22 gemeenten die deelnemen in de Stichting Veilig Thuis Noord&Oost Gelderland. Gemeenten krijgen die korting op hun algemene uitkering niet gecompenseerd van het Rijk. Het kabinet is van mening dat gemeenten de korting kunnen dekken uit het hogere accres (groei) van diezelfde algemene uitkering, als gevolg van het IBP en het regeerakkoord. Voor ons als centrumgemeente voor VT heeft dit twee effecten:
- een korting op onze (vrij aanwendbare) algemene uitkering die oploopt van ca. € 200.000 in 2019 tot ca. € 400.000 in 2022. Dit nadeel is verwerkt in de BBB uitkomst onder ad 1;
- een hogere algemene uitkering omdat naast Apeldoorn ook de andere 21 gemeenten in de regio N&O Gelderland worden gekort op hun algemene uitkering. Als centrumgemeente ontvangen wij vervolgens deze bedragen, die oplopen van € 651.000 in 2019 tot € 811.000 in 2021 en verder. Ook dit voordeel is verwerkt in de BBB uitkomst.
Dit laatste is echter een niet vrij aanwendbare vergoeding, want wij dienen deze door te betalen aan de Stichting Veilig Thuis N&O Gelderland, waar de hogere kosten drukken als gevolg van de wetswijziging. Wij stellen voor om het betreffende subsidiebudget van de stichting op programma 6 'Apeldoorn activeert' evenredig te verhogen.
OZB
Voor de OZB raming in de MPB is de gebruikelijke werkwijze dat we in eerste instantie de OZB opbrengst gelijk houden. Is de waarde van het onroerende goed gestegen, dan wordt het OZB tarief verlaagd, terwijl bij een waardedaling het tarief wordt verhoogd. Daarna wordt rekening gehouden met volume effecten (meer woningen, kantoren) en inflatie (prijspeil bruto binnenlands product).
In het Bestuursakkoord hebben we voor de OZB rekening gehouden met een tegenvaller uit 2017, omdat recreatiewoningen niet meer als niet-woning worden aangemerkt. Daarnaast hielden we rekening met een inflatie van 1,8%. In de MPB 2019 - 2022 ramen we een lagere opbrengst in de eerste jaren dan in het Bestuursakkoord was opgenomen, maar nog steeds meer dan in de MPB 2018 - 2021.
In het bestuursakkoord hebben we afgesproken, dat onze gemeentelijke belastingen (ongebonden belastingen) zoals de OZB maximaal met de inflatie omhoog gaan. 2,4% in 2019, 2% in 2020 en 2021 en 2,1% in 2022. Het inflatiepercentage baseren we op de prijsontwikkeling nationale bestedingen (pnb), zoals opgenomen in de meicirculaire. Dit inflatiepercentage ligt in de praktijk meestal lager dan het gewogen percentage van lonen en prijzen, zoals we dat voor onze uitgaven hanteren. We kiezen bewust voor dit lagere percentage, waarmee we de stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven zo veel mogelijk beperken.
De hogere opbrengst als gevolg van de hogere inflatie dan in het Bestuursakkoord wordt teniet gedaan door nieuwe OZB gegevens van het CBS. Deze geven aan, dat de volumegroei van niet
-woningen achterblijft en dat het effect van de recreatiewoningen groter is dan tot nu toe was aangenomen. Voor een uitgebreide toelichting op lokale belastingen, heffingen en rechten verwijzen wij u naar paragraaf 4.6 Lokale heffingen van deze MPB.
2.2.2 ontwikkelingen sociaal domein
In het Bestuursakkoord wordt geanticipeerd op een aantal belangrijke ontwikkelingen in het sociaal domein. In aangepaste vorm hebben wij deze onderwerpen in de MPB 2019 - 2022 verwerkt.
a. jeugdzorg
In een solide meerjarenbegroting past niet een budget waarvan al een aantal jaren is gebleken dat
dit onvoldoende is om de vereiste taak uit te voeren. In de Tussentijdse rapportage 2018 (PMA 12 juli 2018) hebben wij aangegeven voor jeugdzorg een tekort van ruim € 5 miljoen te verwachten.
Een tekortschietende rijksvergoeding is hiervan een belangrijke oorzaak.
Wij stellen voor om het been hier bij te trekken en het budget op voldoende niveau te brengen.
2019 is in dat opzicht een overbruggingsjaar, waarbij wij verwachten dat de regionale aanbesteding van de inkoop jeugdzorg voor 2019 ook een bijdrage levert aan de financiële beheersbaarheid.
b. volumegroei sociaal domein 2020 en verder
Als gevolg van het regeerakkoord en het IBP is vanaf 2018 sprake van een brede koppeling van
het Gemeentefonds aan de rijksbegroting. Dit leidt voor gemeenten tot een aanzienlijk hogere algemene uitkering. Wij dienen hieruit vanaf 2019 ook de loon-, prijs- en volumestijgingen in het sociaal domein op te vangen. De loon- en prijsstijgingen hebben wij al verwerkt in de BBB uitkomst ad 1. Resteert de volumegroei vanaf 2020, gebaseerd op berekeningen van het CPB.
Wij stellen voor om deze ruimte in de MPB beschikbaar te houden via een stelpost op programma 1.
Bij de Voorjaarsnota 2019 en de MPB 2020 - 2023 willen wij tot een nadere toedeling van deze post aan de zorgbudgetten komen.
c. aanzuigende werking abonnementstarief Wmo
Wij verwachten een aanzuigende werking op Wmo voorzieningen als vanaf 2019 een maximaal
abonnementstarief van € 17,50 per maand gaat gelden. Voor de derving van eigen bijdragen van
cliënten, door ons geraamd op structureel € 900.000, zijn wij in de algemene uitkering
gecompenseerd. Voor het neveneffect van de aanzuigende werking heeft het kabinet aangegeven, dat gemeenten dit zelf moeten opvangen uit hun hogere algemene uitkering.
Wij stellen voor een reeks van structureel € 1,2 miljoen in begrotingsprogramma 7 te verwerken.
Omdat wij inschatten dat de aanzuigende werking zich niet direct in volle omvang zal voordoen,
volstaan wij voor het eerste jaar met de helft van dit bedrag en voor 2020 met € 1 miljoen.
In het Bestuursakkoord is nog rekening gehouden met hogere uitgaven vanwege het effect van hogere loonschalen voor huishoudelijke verzorging. Dit onderdeel is via de nieuwe inkooptarieven 2019 in de BBB uitkomst verwerkt waardoor een aanvullende raming niet meer nodig is.
d. rendement investeringen in en transformatie van het sociaal domein
Conform het Bestuursakkoord gaan wij uit van inverdienmogelijkheden in het sociaal domein als
gevolg van investeringen die al in dit domein zijn gedaan en die wij voor de komende jaren in
deze MPBaan u voorleggen. De taakstelling bedraagt € 250.000 voor 2019 en loopt in 2022 op
naar € 1 miljoen.
2.2.3 bijstand (BUIG)
In de MPB 2018-2021 wordt rekening gehouden met een tekort van € 5 miljoen op de bijstand in vergelijking tot de rijksvergoeding die wij ontvangen. Dit nadeel wordt structureel uit de algemene middelen gedekt (waarvan in 2018 € 1,6 miljoen uit de reserve sociaal domein). In de Tussentijdse rapportage 2018 hebben wij gemeld, dat voor het eerst sinds jaren sprake is van een positieve trend bij de BUIG, waardoor een lager beslag op de algemene middelen mogelijk is.
De gunstige prognose voor de BUIG, oplopend van € 2,3 miljoen in 2019 tot € 3,5 miljoen in 2022, is op basis van dezelfde berekeningswijze zoals die in eerdere MPB’s is gehanteerd. Het resultaat blijft afhankelijk van variabelen die sterk kunnen fluctueren en die wij niet kunnen beïnvloeden: het volume bijstandsontvangers geraamd in de meicirculaire en de ontwikkeling van het macrobudget door het ministerie van SZW. Onze eigen in- en uitstroom van bijstandscliënten is eveneens een belangrijke factor.
In eerdere MPB's is besloten om de omvang van de personele formatie van eenheid A&I af te stemmen op het aantal bijstandscliënten en het aantal trajecten schuldhulpverlening. Als de caseload toeneemt, dan mag de formatie toenemen (trap op); neemt deze af dan dient de formatie te worden ingekrompen (trap af). Voor 2019 en verder is rekening gehouden met een lagere caseload bij de bijstand en een hogere bij schuldhulpverlening. Beide effecten wegen nagenoeg tegen elkaar op.
2.2.4 buffer voor onontkoombare ontwikkelingen
Bij de besluitvorming over de Zomernota 2012 is afgesproken, dat in de MPB jaarlijks rekening wordt gehouden met een buffer voor onontkoombare ontwikkelingen. Het ontbreken van een algemene reserve, die vrijwel volledig voor ombuigingen was aangewend, lag hieraan ten grondslag. Intussen is onze financiële positie verbeterd, waaronder een toegenomen algemene reserve. Om die reden is in het Bestuursakkoord geen rekening meer gehouden met een buffer voor onontkoombare ontwikkelingen. Wij hebben in deze meerjarenbegroting eveneens geen buffer opgenomen.
2.2.5 doorrekening BROA 2019 - 2022
De doorrekening Bestemmingsreserve Ontwikkeling Apeldoorn (BROA) over de periode 2018 - 2027 laat een positief saldo zien van € 582.000 in het laatste jaar. In de vorige MPB was dat € 358.000. De oorzaak van deze stijging is enkele kleine voordelen op afgesloten BROA-projecten. De integrale doorrekening treft u aan in bijlage 2.1 van deze MPB.
Zoals aangegeven continueert ons college het groeipad naar financieel herstel in 2026. De algemene reserve maakt hier deel van uit. Wij beogen echter geen verdere versnelling van het herstel en zien daarom af van het afromen van het BROA overschot ten gunste van de algemene reserve.
Wij stellen u voor om in 2019 en 2020 respectievelijk € 282.000 en € 300.000 vrij te laten vallen ten gunste van de exploitatie, waardoor de besteedbare ruimte toeneemt.
2.2.6 incidentele verkooptaakstelling vastgoed
Voor 2019 verwachten wij bij het vastgoedbedrijf, bovenop het terugverdienen van € 150.000 kosten verkooporganisatie, een extra verkoopopbrengst van € 600.000 te kunnen realiseren. Dit is gebaseerd op het huidige verkoopprogramma waarbij wij de volgende opmerkingen plaatsen:
- mede gelet op een mogelijke afwaardering in 2019 op basis van een nog te nemen verkoopbesluit wordt een deel van de verwachte opbrengsten 2019 benut;
- de verwachte extra opbrengst wordt vooral door twee objecten gevormd. Wij gaan er vanwege risicobeheersing vanuit dat één van deze objecten in 2019 wordt verkocht;
- een aantal verkopen 2018 schuift mogelijk door naar 2019. Hier hebben we in de Tussentijdse rapportage 2018 al rekening mee gehouden. Deze zijn dan ook niet betrokken in de € 600.000.
Door deze extra verkoopopbrengst neemt de besteedbare ruimte in 2019 toe.
Resumé besteedbare ruimte
Met de BBB uitkomst als vertrekpunt leiden genoemde onderdelen tot onderstaande besteedbare ruimte in de MPB. Ter vergelijking de beschikbare ruimte conform het Bestuursakkoord.
Resumé | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
---|---|---|---|---|
Besteedbare ruimte MPB | 8.530 | 9.541 | 9.708 | 10.036 |
In bestuursakkoord | 4.779 | 5.315 | 6.188 | 10.010 |
2.2.7 Voorstellen nieuw beleid
De strategische doelen en de topthema's zoals die in het Bestuursakkoord 2018-2022 worden genoemd, zijn voor ons leidend geweest bij de opstelling van deze MPB. Daarnaast hebben wij gekeken naar het nieuwe beleid waartoe uw raad bij de MPB 2017 en MPB 2018 heeft besloten. Deze MPB's samen resulteren in € 11 miljoen aan structureel nieuw beleid en ca. € 38 miljoen aan investeringen. Revitalisering openbare ruimte, verkeers- en mobiliteits-visie, energieneutraliteit en binnenstad 055 hebben hierin de grootste impact.
Tevens willen wij de komende maanden gebruiken om voor een aantal beleidsvelden tot nadere afweging te komen, waarna wij de uitwerking willen betrekken bij de Voorjaarsnota 2019. Het college werkprogramma is daarbij een belangrijk instrument.
Wij zijn van mening, dat wij in deze MPB een evenwichtig aanbod aan beleidsintensiveringen aan u voorleggen. Verschillende onderdelen hiervan zijn al in de vorige bestuursperiode in gang gezet. In de volgende tabel treft u, opgeteld voor de periode 2019-2022, de toedeling van nieuw beleid naar strategische doelen en topthema's aan.
Strategisch doel/Topthema (expl.lasten * € 1.000) | 2019-2022 | Strategisch doel/Topthema (expl.lasten * € 1.000) | 2019-2022 | |
---|---|---|---|---|
De veelzijdige en innovatieve economie | Apeldoorn Inclusief | |||
- programma 5 | 2.000 | - programma 6 | 13.966 | |
- programma 9 | 3.751 | - programma 7 | 3.498 | |
Totaal veelzijdige en innovatieve economie | 5.751 | Totaal Apeldoorn Inclusief | 17.464 | |
Het toeristisch toplandschap | Burgerparticipatie en Revitalisering | |||
- programma 3 | 683 | - programma 1 | 525 | |
- programma 8 | 896 | - programma 9 | 59 | |
- programma 9 | 1.151 | Totaal Burgerparticipatie en Revitalisering | 584 | |
Totaal toeristisch toplandschap | 2.730 | Veilig Apeldoorn, organisatie en overig | ||
Comfortabele gezinsstad | - programma 1 | 252 | ||
- programma 3 | 1.333 | - programma 2 | 1.040 | |
- programma 5 | 1.500 | - programma 3 | 21 | |
- programma 8 | 1.110 | - paragraaf bedrijfsvoering | 1.200 | |
Totaal comfortabele gezinsstad | 3.943 | Totaal Veilig Apeldoorn, organisatie en overig | 2.513 | |
Duurzaam Apeldoorn | ||||
- programma 3 | 5.083 | Totaal | 39.319 | |
- programma 4 | 1.251 | |||
Totaal duurzaam Apeldoorn | 6.334 |
In deze MPB is in 2019 voor € 8,5 miljoen aan nieuw beleid opgenomen oplopend naar ruim € 9 miljoen in 2022. Daarnaast zetten wij via een nieuwe bestemmingsreserve in op hoger onderwijs en voeden wij éénmalig de reserve bedrijfsvoering. De investeringsopgave die samenhangt met de voorstellen nieuw beleid bedraagt voor de komende periode ca. € 28 miljoen.
Voor een integrale beschouwing van de strategische doelen, topthema's en voorstellen voor nieuw beleid verwijzen wij u naar hoofdstuk 1 van de MPB, hoofdstuk 3 en het onderdeel nieuwe ontwikkelingen in de begrotingsprogramma's.
2.3 Vergroten besteedbare ruimte
Wij doen in deze MPB geen voorstellen tot herschikking van het bestaande beleid. In het Bestuursakkoord hebben wij aangegeven dat wij in 2018/2019 een scan uitvoeren op het bestaande beleid. De uitkomsten daarvan betrekken wij bij de voorbereiding van de
MPB 2020-2023. Omdat wij in 2019 een goede start willen maken met de uitvoering van het Bestuursakkoord hebben wij gekeken naar mogelijkheden om de besteedbare ruimte te vergroten. Wij hebben hiervoor het rekeningresultaat 2017 van bijna € 20 miljoen bij onze integrale afweging betrokken, zonder afbreuk te doen aan het groeipad voor financieel herstel.
Wij stellen voor om in 2019 € 3 miljoen uit de algemene reserve te onttrekken ten behoeve van een bestemmingsreserve hoger onderwijs en voor de doorontwikkeling van de organisatie.
a. hoger onderwijs
Hoger onderwijs in Apeldoorn is voor ons een speerpunt. Wij kunnen dat niet alleen en willen hiervoor samenwerken met de provincie, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Een financiële impuls van gemeentezijde is hierbij een belangrijke randvoorwaarde.
Wij stellen u daarom voor om een bestemmingsreserve hoger onderwijs in te stellen en die in 2019 te voeden met € 2 miljoen. Wij streven naar een grotere reserve en willen bij de Voorjaarsnota 2019 de mogelijkheden hiertoe bezien.
b. organisatie ontwikkeling Wij hebben ambitieuze doelen voor de stad en haar inwoners, zoals een inclusieve samenleving en het schoner, gezonder en groener doorgeven van onze stad aan nieuwe generaties. Hiervoor is een goed functionerende organisatie nodig, waarin we blijven investeren. In 2019 volgt hiervoor een uitgewerkt plan.
De incidentele middelen die tot dusver in de Bedrijfsvoeringsreserve aanwezig waren zijn niet meer toereikend. Wij stellen u daarom voor om voor 2019 deze reserve aan te vullen met een bedrag van € 1 miljoen ten laste van de algemene reserve. Zie voor aanvullende informatie de paragraaf Bedrijfsvoering.
2.4 Einduitkomst MPB 2019-2022
Met inbegrip van het bovenstaande is de financiële uitkomst van de MPB als volgt.
Resumé | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
---|---|---|---|---|
Besteedbare ruimte MPB | 8.530 | 9.541 | 9.708 | 10.036 |
Voorstellen nieuw beleid | -8.480 | -9.493 | -9.289 | -9.057 |
Saldo MPB 2019-2022 | 50 | 48 | 419 | 979 |
Alle jaarschijven resulteren in positieve saldi die we toevoegen aan de algemene reserve. Deze treft u als bijlage 1 van deze MPB aan.
2.5 Sociaal domein (het hek en de reserve)
Met de decentralisatie van de Wmo, Jeugdzorg en Participatie in 2015 is het sociaal domein aan gewicht toegenomen. In 2016 werd al duidelijk dat gemeenten in financiële problemen kwamen omdat de gedecentraliseerde budgetten onvoldoende waren om de vereiste kwaliteit aan zorg te kunnen leveren. Dit voorjaar ontstond veel commotie door de afspraak in het IBP tussen kabinet en VNG, dat de discussie over de door gemeenten ervaren financiële problematiek in het sociaal domein is afgerond. In enkele scherpe moties tijdens de algemene ledenvergadering van de VNG in Maastricht hebben gemeenten aan het Rijk duidelijk gemaakt hier anders over te denken.
De beschikbare financiële middelen waren de afgelopen jaren ook in Apeldoorn een bepalende factor. Dat neemt niet weg dat wij grote stappen hebben gezet in de transformatie van het sociaal domein. De Jaarmonitor sociaal domein 2017 "Op stoom" geeft daar duidelijk blijk van. Maar er is ook nog veel te doen. Ons college maakt hier werk van door in deze MPB belangrijke intensiveringen aan u voor te leggen, zoals voor statushouders en de centra voor maatschappelijke ondersteuning.
Geen hek meer om het sociaal domein
Gemeenten dienen hun uitgaven en risico’s in het sociaal domein op te vangen uit hun algemene middelen, die zijn toegenomen als gevolg van de hogere algemene uitkering. Tevens is vanaf 2019 een groot deel van de vergoeding voor het sociaal domein geïntegreerd in de algemene uitkering. Mede hierdoor willen wij het sociaal domein in financieel opzicht voortaan gelijk behandelen als andere beleidsterreinen. Dat betekent dat we de hoogte van de budgetten voor zorg en participatie niet meer laten bepalen door wat we er voor uit Den Haag ontvangen. We wegen voortaan zelf af wat nodig is voor goede zorg en de begeleiding naar werk.
Wij plaatsen vanaf 2019 dan ook geen nieuw hek meer om het sociaal domein waardoor ook geen reserve sociaal domein nodig is. Deze reserve is door uw raad ingesteld voor de periode 2015-2018. Formele afwikkeling hiervan vindt plaats bij de jaarrekening 2018.
Risico’s in het sociaal domein worden voortaan opgevangen door de algemene reserve, zoals dat voor al onze risico’s geldt. Voor de regionale taken voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang blijft de rijksvergoeding nog wel een belangrijke factor.
Bestemmingsreserve Regionaal budget beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Apeldoorn is één van de 42 centrumgemeenten voor het onderdeel beschermd wonen (bw) van de Wmo en voor maatschappelijke opvang (mo). De regio Oost-Veluwe bestaat naast Apeldoorn uit de gemeenten Epe, Heerde, Voorst, Brummen en (vanaf 2019) Hattem. Wij werken met deze gemeenten aan een convenant om samenwerking- en solidariteitsafspraken te maken, nu en in de toekomst. Basis hiervoor is de regionale Transformatie agenda maatschappelijke opvang en beschermd wonen 2016-2020. Daarin wordt aangegeven hoe we in de regio de kwaliteit van de zorginfrastructuur in stand willen houden en waar nodig willen versterken. In onze brief van 20 februari 2018 (2018-088126) hebben wij u over de regionale samenwerking geïnformeerd.
Tot en met 2018 worden budgetverschillen in het sociaal domein verrekend met de reserve sociaal domein. In de reserve wordt ook rekening gehouden met een aandeel voor de regiogemeenten ten behoeve van hun lokale voorzieningen. Dit betreft over de periode
2015-2018 een bedrag van ca. € 2 miljoen. Omdat we vanaf 2019 geen reserve sociaal domein meer kennen, is voor het beschikbaar houden van het regionale budget bw/mo een andere oplossing nodig.
Wij stellen u daarom voor om per 1 januari 2019 een reserve Regionaal budget beschermd wonen en maatschappelijke opvang in te stellen. Via de Jaarrekening 2018 kan deze reserve worden gevoed met genoemde € 2 miljoen, die nu deel uitmaakt van de reserve sociaal domein.
2.6 Versterking van de beleidscyclus en Risicomanagement
Wij hebben de afgelopen bestuursperiode verschillende malen via de raadswerkgroep modernisering met u gesproken over versterking van de beleidscyclus om te komen tot een beter inzicht in en sturing op het realiseren van onze doelen. Daarnaast is de doorontwikkeling van het risicomanagement een onderwerp waar wij de komende jaren nadrukkelijk aan willen werken.
versterking van de beleidscyclus
We hebben een stappenplan opgesteld om de beleidscyclus van onderop te verbeteren waardoor beter inzicht in en sturing op de doeltreffendheid van ons beleid wordt bereikt. Concrete doelen daarbij zijn onder meer:
- versterken van en koppeling met onze strategische doelen
- verbetering van de koppeling tussen doelen en middelen
- versterken inhoudelijke samenhang tussen kadernota's en planning en control documenten.
Versterking van de beleidscyclus is een langjarig proces. In deze MPB hebben wij hier een begin mee gemaakt door onze strategische doelen en thema’s nadrukkelijk in hoofdstuk 3.1 naar voren te brengen en in de 9 begrotingsprogramma’s hierop aan te haken. Met de verbetering van de inhoudelijke samenhang tussen kadernota's en p&c documenten hebben wij in deze MPB een eerste stap gezet, door de kadernota's te koppelen aan een hoofddoelstelling. De programma's zijn hierop aangepast, waarbij tegelijk verbinding wordt gemaakt met ons collegewerkprogramma. Om dit proces voortvarend op te pakken hebben wij in deze MPB voor drie jaar aanvullend budget opgenomen.
risicomanagement
In de PMA van 25 april 2018 hebben wij de Nota Risicomanagement met u besproken. Met deze nota willen wij bereiken dat de basis voor risicomanagement op orde blijft en dat we de komende periode een verbeterslag tot stand brengen. Drie ontwikkelpunten hebben daarbij prioriteit:
- meer inzicht in de niet financiële risico's en de koppeling van deze risico's met onze doelen
- meer inzicht in de voortgang en effecten van beheersmaatregelen bij de TOP risico's
- een kwaliteitsslag in het voeren van gesprekken op alle niveaus in de organisatie over risico's.
In deze MPB treft u op de programma's, in de paragraaf weerstandsvermogen en in de digitaal beschikbare risicoformats hiervan een eerste proeve aan. Wij streven er naar om in de komende planning en control documenten een verdere kwaliteitsslag tot stand te brengen.
2.7 Financieel herstel
We zijn goed op weg naar financieel herstel. De algemene reserve neemt gestaag toe en de netto schuldquote beweegt zich rond de 90%. Tegelijk is onze solvabiliteit (verhouding eigen vermogen versus totaalvermogen) met ruim 14% nog matig. Als de solvabiliteit > 20% is, kunnen we spreken van het niveau ‘goed’. Op basis van de huidige stand van zaken bereiken we dit in 2026. De algemene reserve bedraagt einde dit jaar naar verwachting € 43 miljoen en loopt op naar € 54 miljoen einde 2022. De doorrekening is opgenomen onder bijlage 1. Wij willen deze bestuursperiode vasthouden aan het ingezette groeipad naar financieel herstel. Uiteindelijk streven wij naar een vermogenspositie (algemene en bestemmingsreserves) die ligt op het niveau van 2008, voor de economisch crisis. Apeldoorn beschikte toen over een eigen vermogen van
€ 160 miljoen. Op basis van deze MPB verwachten we een eigen vermogen ultimo 2022 van
€ 107 miljoen.
Voor een verdere toelichting op de netto schuldquote, vermogenspositie en solvabiliteit verwijzen wij naar paragraaf 4.1 Weerstandsvermogen en risicobeheersing en paragraaf 4.3 Financiering.
2.8 Ontwikkeling woonlasten
In onderstaande tabel wordt een totaalbeeld gegeven van de ontwikkeling van de woonlasten voor een meerpersoonshuishouden met een gemiddelde woningwaarde 2018 van € 249.610 (was in 2017 € 229.000). Op totaalniveau stijgen de woonlasten in 2019 met 1,5%. Dit is lager dan de inflatie van 2,4% en de stijging van gemeentelijke kosten van 2,9% in 2019.
Woonlasten | 2018 | 2019 | verschil |
---|---|---|---|
OZB | € 323,72 | € 331,23 | 2,32% |
Rioolheffing | € 136,56 | € 142,52 | 4,37% |
Afval vastrecht | €163,22 | € 167,14 | 2,40% |
Afval variabel | € 76,61 | € 69,52 | -8,90% |
Totaal | € 699,91 | € 710,41 | 1,50% |
*) Uitgaande van een aanbod van 8 ledigingen in 2019 per jaar voor een 240- litercontainer.
Nadere informatie treft u aan in de paragraaf lokale heffingen.
2.9 Paragraaf demografie
De raad heeft in november 2014 per amendement gevraagd om een paragraaf demografie in de MPB op te nemen. Wij hebben hier uitvoering aan gegeven door middel van de bijzondere paragraaf demografie. De plek van deze paragraaf in de planning en control cyclus van Jaarrekening, Voorjaarsnota en MPB is echter niet praktisch. Het is naar onze mening beter om de demografische informatie, inclusief een duiding, in het voorjaar te gebruiken wanneer kaderstellende keuzes aan de orde. In geval van een paragraaf in de MPB die pas in november wordt vastgesteld, is dat niet goed mogelijk.
Wij stellen daarom voor om met ingang van 2019 de inhoud van de paragraaf demografie mee
te nemen in het traject van de Voorjaarsnota. Dat biedt voldoende tijd om de demografische informatie te gebruiken voor het maken van beleidsmatige keuzes voor de nieuwe MPB.
2.10 Precariorechten
Wij hebben de afgelopen jaren de ontvangen precariogelden voor nutswerken in een voorziening gestort. Deze voorziening valt pas vrij als 100% duidelijk is dat de belastingplichtigen geen rechtsmiddelen meer ter beschikking staan, of dat het juridisch verzet tegen de aanslagen is gestaakt. Wij stellen voor om deze bestuurlijke lijn voort te zetten.